Moet u wel echt rente betalen over uw lening?
Het komt regelmatig voor dat vrienden, kennissen of familieleden geld van elkaar lenen. Omdat het om een bekende gaat, worden er geen duidelijke afspraken gemaakt. Maar dan gaat het mis, opeens wil deze broer of zus of vriend zijn of haar geld mét rente terug. Uitgangspunt is immers dat over een vordering wettelijke rente verschuldigd is, zelfs als geen afspraken daarover zijn gemaakt (zie art. 6:119 BW). De vraag is of dat in alle gevallen wel geldt bij een lening. In dit artikel leg ik uit waarom dat niet zo is.
Hoewel er dus in principe wettelijke rente is verschuldigd, heeft de wet voor leningen een bijzondere regeling opgenomen. Deze regeling is te vinden in art. 7:129 e.v. BW.
Art. 7:129 lid 1 BW noemt een overeenkomst van geldlening een kredietovereenkomst:
“De overeenkomst van geldlening is de kredietovereenkomst waarbij de ene partij, de uitlener, zich verbindt aan de andere partij, de lener, een som geld te verstrekken en de lener zich verbindt aan de uitlener een overeenkomstige som geld terug te betalen.”
Omdat deze regeling is te vinden in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is het een bijzondere overeenkomst te noemen en deze kan de algemene regels met betrekking tot overeenkomsten opzij zetten. Voor de vraag of over een geldlening rente is verschuldigd is er dus een bijzondere regeling opgenomen. Want daar waar normaal geldt dat in principe een rente is verschuldigd op een geldvordering (art. 6:119 BW) is bij kredietovereenkomsten juist bepaald dat er in principe geen rente is verschuldigd tenzij dat schriftelijk is overeengekomen. Maar beide partijen moeten dan wel natuurlijke personen zijn die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Je kan dus niet tegen je bank zeggen dat ze je geen rente in rekening mogen brengen omdat dat niet expliciet in de overeenkomst van geldlening is opgenomen. Bovendien neemt een bank natuurlijk altijd in de overeenkomst op dat je rente verschuldigd bent!
Maar in een situatie dat je dus geld leent van een vriend of familielid of kennis, dan spelen deze bijzondere bepalingen een grote rol. Art. 7:129c lid 1 BW formuleert dat als volgt:
“Indien beide partijen natuurlijke personen zijn en geen van beide partijen in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelt, is over het geleende bedrag slechts rente verschuldigd, indien dit schriftelijk is bedongen.”
En dat is vaak het probleem. Dit soort afspraken worden zelden op papier gezet en zelfs als dat wel gebeurt, wordt niet expliciet opgenomen dat er ook rente is verschuldigd.
De rente is laag en het rentebedrag zal dus meestal klein zijn. Maar als u op de kleintjes wilt letten, kijk dan eerst even of u wel echt rente moet betalen. In coronatijd is dat geen overbodige luxe.
Als u nog vragen heeft over geldleningen, schroom dan niet om mij te bellen, te mailen of het contactformulier in te vullen.
Hartelijke groet,
Dirlex